Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ja, vervloekt zij de bedrieger, [62]die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben [64]een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk [65]onder de heidenen. 62. Die de macht en middel hebbende om God ene offerande te doen, achtervolgens het bevel zijner wet, zulks nalaat uit gierigheid. Ten brandoffer moest men een mannetje brengen; Lev.1:3. 63. Dat beschadigd of gebrekkig is, of een vlek heeft, en derhalve niet bekwaam ter offerande. 64. Aldus wordt de Heer ook van David genoemd Ps.47:3, en derhalve is Hij te eren en te vrezen boven alle koningen en vorsten. Zie vs.8. Zie ook Ps.48:3, en Matth.5:35. 65. Hoeveel te meer behoort gijlieden, die Mijn volk genoemd wordt, Mij te vrezen, te eren en te dienen.